user: pass:


Anonymous, 1777. Nieuwe algemene beschrijving van de Kaap de Goede Hoop. Amsterdam, Petrus Conradi / Harlingen, Volkert van der Plaats, vol. 1, pp. i-iii, i-viii, 1-486

  details
 
Location: Africa - Southern Africa - South Africa
Subject: Text as original
Species: African Rhino Species


Original text on this topic:
[399]
Rhinoceros
De Rhinoceros welke men aan de Kaap vindt, is donkerbruin van huid, zeer na aan zwart komende. Hij heeft geen hair op de huid;
[400]
Kolbe zegt dat dezelve vol is met lidtekenen en klooven, even als die van den Olifant, en dat hy zo hard en dik is dat men 'er met het scherpste werktuig niet door heen kan dringen. Sommigen beelden hem af als met eene soort van schubben of schilden gewapend; doch de waarheid der zake is, dat zyn vel zeer ruim hangt in alle die plaatsen, welke buigbaar zyn moeten, opdat het Dier zich des te gemaklyker bewege: het valt dus met kreuken of vouwen over elkanderen, en uit dien hoofde vertoont zich de Rhinoceros, op eenigen afstand gezien, als met schubben of liever met schilden overdekt.
Van den Hoorn op den neus van den Rhinoceros] Men heeft lang gemeend dat een enkele Hoorn op het einde van de snuit als het onderscheidend merkteken van den Rhinoceros was aan te merken, maar sederd eenige jaren heeft men zulke dieren vernomen met twee hoornen op den snuit, eenen van voren, en den anderen van agteren. Sommigen hebben ook geoordeeld dat de Asiatische Rhinocerossen maar eenen hoorn hebben, daar 'er in de Afrikaansche twee gevonden worden. Kolbe zegt zeer stellig, en met al het vertrouwen van iemand, die als ooggetuige spreekt, dat op den neus een zwarte of donker-graauwe hoorn staat, die, ongetwyfeld door het gestadig gebruik van welk het Dier 'er van maakt, even als een ploegkouter wat krom gebogen is. Dezelve verschilt in grootte naar mate van den ouderdom van het Dier, doch de kloekste is zelden meer dan twee voeten lang.
[401]
Regt agter dezen hoorn heeft hy eenen anderen, op het voorhoofd, die van eene geelagtige kleur, en merkelyk kleiner is, zynde in jonge rhinocerossen omtrent eene hand breed, en in oude eenen voet hoog. Dat men op dit berigt van Kolbe weinig staats kan maken, blykt uit de ondervinding, die getoond heeft dat 'er rhinocerossen met twee hoornen zyn, welker tweede maar zeer weinig verschilt van den eersten, dewyl zy beiden van dezelfde kleur, en genoegzaam van gelyke langte bevonden worden. Voor het overige blykt het, dat zy nooit zo ver van elkanderen af staan als de boven aangehaalde schryver zegt. Het is wel zeker dat 'er rhinocerossen zyn, die maar eenen, en andere, die twee hoornen op den snuit hebben; maar het is zo zeker niet, dat deze verscheidenheid afhangt van de verscheidenheid der lugtstreke, waarin zy gevonden worden, en dat men gevolglyk hieruit twee verschillende soorten in dit geslagt van dieren kan vaststellen. De ondervinding leert dat de rhinoceros, maar eenen hoorn hebbende, dit deel merklyk groter en langer heeft dan die, de verscheidenheid der lugtstreke, waarin zy gevonden worden, en dat men gevolglyk hieruit twee verschillende soorten in dit geslagt van dieren kan vaststellen. De ondervinding leert dat de rhinoceros, maar eenen hoorn hebbende, dit deel merklyk groter en langer heeft dan die, welke 'er van twee voorzien zyn; daar zyn enkele hoornen, die drie en eenen halven voet lang zyn, zelfs vindt men dubbele hoornen, die de langte van twee voeten halen. Doorgaans zyn deze hoornen bruin of olyfkleurig: somtyds vindt men 'er, die aschgraauw, en wel eens, die geheel wit zyn. Zy hebben slegts eene kleine holligheid onder hunne grondvlakte, met welke zy aan het vel van den neus gehegt zyn: alle de
[402]
overige deelen zyn vast, en harder dan de hoornen in het algemeen bevonden worden. Men zegt dat de Rhinoceros met dit wapentuig de grootste olifanten somtyds aantast, en hun doodelyke wonden toebrengt: want het is zeker dat de laatstgemelde dieren, hoog op de pooten zynde, dit schepsel, het welk korter van pooten is, gelegenheid verschaffen om hen onder aan den buik, waar de huid gevoeligst en doordringbaarst is, te stooten; doch wanneer de eerste stoot mist, dan werpt de olifant zynen vyand ter aarde, en brengt hem om het leven. Wy kunnen hier nog aanmerken dat de hoornen van den rhinoceros onder de oostersche volkeren meer in agting zyn dan de olifantstanden, niet zo zeer om dat men 'er veele fraaye dingen van kan maken, als wel omdat 'er vele genezende hoedanigheden aan toegeschreven worden. Onder dezelve worden de witte, als de zeldzaamste zynde, het meest gezogt.
Verdere byzonderheden wegens den Rhinoceros.] Na den olifant wordt de rhinoceros voor het sterkste dier gehouden; hy is ten minsten twaalf voeten lang van het uiterste van den bek af tot aan het begin van den staart toe. Zyne hoogte is tusschen de zes en zeven voeten, en de omtrek van zyn ligchaam is genoegzaam gelyk aan zyne langte, zynde hy, gelyk wy reeds aanmerkten, laag op de pooten. Zyn bek gelykt vry wel naar dien van een varken, maar is wat spitser. Zyne oogen zyn zeer klein, en hy opent die doorgaans maar ten halven, ziende niets meer dan het geen regt voor hem is. Aan het
[403]
einde van den staart zyn eenige weinige zwarte hairen; hier en daar staat ook een hairtje op de ooren, maar aan de overige deelen van het ligchaam zyn 'er geene. De rug is ingevallen, en de buik hangt zeer laag neder. De pooten zyn van agteren rond, en de hoeven staan voorwaards, zynde dezelven aan iederen poot in drie deelen gespleten; doch zy hebben ook twee kleine hoven aan den agterpoot, even als wy in harten, koeyen, en schapen zien. Wanneer het dier voortgaat, en zynen buit nazet, loopt het altyd in eene regte lyn vooruit, en werpt alles wat het in zynen loop ontmoet ter neder; noch doornige heggen, noch zware steenen kunnen het van zynen weg doen afwyken. Met zynen hoorn rukt het boomen met wortel en al uit den grond, en werpt steenen, die eenige belemmering zouden kunnen verwekken, tot op eenen groten afstand agter zich: het ruimt, om kort te gaan, alle ligchamen, waarop het eenigzins vat kan krygen, uit den weg. Wanneer het niets aantreft, en egter in woede is, dan buigt het zyn hoofd, en maakt met zynen hoorn diepe groeven in den grond, werpende eene grote menigte aarde over zynen kop heen. Het knort als een varken; men kan het geluid van dit dier, wanneer het bedaard is, juist niet ver hooren, maar wanneer het eene prooi nazet, kan het op eenen grooten afstand gehoord worden.
Zelden zal de Rhinoceros op menschen aanvallen, mids dat zy hem niet tergen,
[404]
of niet in het rood gekleed zyn. In die twee gevallen wordt hy woedend, en vernielt alles wat hem tegenstaat. Op een mensch aanvallende, grypt hy dien in den middel, en werpt hem met varken; men kan het geluid van dit dier, wanneer het bedaard is, juist niet ver hooren, maar wanneer het eene prooi nazet, kan het op eenen grooten afstand gehoord worden.
Zelden zal de Rhinoceros op menschen aanvallen, mids dat zy hem niet tergen,
[404]
of niet in het rood gekleed zyn. In die twee gevallen wordt hy woedend, en vernielt alles wat hem tegenstaat. Op een mensch aanvallende, grypt hy dien in den middel, en werpt hem met eene ongelooflyke kragt over zynen kop heen, zodat hy door den geweldigen val omkomt. Vervolgens komt hy den dooden likken; en zyne tong is zo ruw en hard, dat hy dus doende al het vleesch van het lyk afhaalt. Hy handelt eveneens met alle dieren, welke hy van kant geholpen heeft. Als men den rhinoceros van verre ziet aankomen, is het geenszins moeyelyk hem te ontvlugten, hoe woedend hy ook zyn moge. Het is wel waar dat hy zeer gezwind is, maar hy moet egter zeer veel moeite doenom zich om te keeren. Voor het overige ziet hy slegts, gelyk wy reeds gezegd hebben, het geen regt voor hem is; dus heeft men niets anders te doen dan hem tot op eenen afstand van agt of tien schreeden te laten naderen, en vervolgens wat zydewaards uit te wyken, wanneer men niet meer van het dier gezien wordt, en bezwaarlyk weder kan ontdekt worden. Kolbe zegt dat hy dit by eigene ondervinding kan getuigen, en meer dan eens eenen woedenden rhinoceros op zich heeft zien afkomen.
Het gewone voedsel van den rhinoceros, en berigt wegens zyn vleesch.] Dit schepsel gebruikt zeer weinig jong en teer gras, maar zoekt meer harde distelen, hei en andere schrale spyzen, die sterk op de tong prikkelen, en gekaauwd zynde de keel geen kwaad doen. Onder alle planten
[405]
is 'er geene van welke het zoveel houdt als van zekere dunne en korte struiken, die vry wel naar genever-struiken gelyken, maar in verre na zo aangenaam van reuk niet zyn, en ook zulke sterke stekelen niet hebben. de Europeanen aan de Kaap noemen deze plant Rhinocerosbossen; de velden verschaffen ze in grote meenigte. Men vindt ze ook veel op de Tygerbergen en aan de rivier van de Mosselbank. De inwoners dezer plaatsen vergaderen ze met oogmerk om ze te braden. Het vleesch van dit dier is, volgens Kolbe, die verklaart 'er dikwyls, en altyd met groten smaak, van gegeten te hebben, niet zo vol zenuwen als eenige schryvers verzekerd hebben.
Zyn hoorn kan geene aanraking van iets dat vergiftig is weerstaan.] De hoorn van den rhinoceros wordt zeer sterk aangedaan, wanneer hy slegts door iets dat vergiftig is wordt aangeraakt. Kolbe berigt dat hem zulks meer dan eens gebleken is. Verscheidene luiden aan de Kaap hebben koppen die van dezen hoorn gemaakt zyn; men beslaat dezelven zeer netjes met goud of zilver. Wanneer men 'er wyn in giet, ziet men dien terstond ryzen, gisten en opborlen; maar wanneer het vogt vergiftigd is, zullen 'er terstond scheuren in den beker komen, en hy zal zelfs van een barsten. Hetzelfde gebeurt, wanneer 'er enkel vergift, zonder dat het met iets gemengd is, wordt in gedaan. Duizenden van menschen zyn hiervan, volgens Kolbe, ooggetuigen geweest, en egter ontbreekt het niet aan schryveren, die ontkend
[406]
hebben, dat de rhinoceroshoorn voor iets dergelyks vatbaar is. De draayers, welke deze koppen maken, dragen wel zorg van derzelver spaanders byeen te houden, en die aan de eigenaaren ter hand te stellen, want dezelven worden van groten dienst geagt voor hun, die aan flaauwten of andere gevaarlyke ziekten zyn blootgesteld, ja zelfs voor zulken, die met de vallende ziekte behebd zyn.
Kolbe spreekt nog van de hooge agting, waarin het bloed van den rhinoceros aan de Kaap gehouden wordt, uit hoofde van deszelfs genezende hoedanigheid. Ook vindt hy eenige waarschynlykheid in het gevoelen van sommige geleerden, die dit schepsel als den leviathan, waarvan in verscheidene plaatsen der Schriftuure gesproken wordt, beschouwd hebben. Wy oordeelen het genoeg, dit slegts voor te dragen, zonder ons over deze en andere byzonderheden, als tot ons tegenwoordig oogmerk gennen betrekking hebbende, uit te laten.

[ Home ][ Literature ][ Rhino Images ][ Rhino Forums ][ Rhino Species ][ Links ][ About V2.0]