user: pass:


Nylant, P.; Hector, J. van, 1672. Het Schouwtoneel der aertsche schepselen, afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen. Amsterdam, Marcus Willen Doornich

  details
 
Location: World
Subject: History
Species: All Rhino Species


Original text on this topic:
Van de Rhinoceros.
DE Rhinoceros is door sijn korte beenen veel lager als den Oliphant, maar in langhte
en dickte des lichaems verschillen sy weynigh. De huydt, waer mede hy bekleedt
wordt is uyt den zwarten asch-grauw van verwe, rompeligh met diepe kerven,
kreucken of ployen ter zijden en op de rugh versien: dese huydt is seer dick en hardt,
soo datse wel een houw van een Japonsen Sabel kan wederstaen. De kerven van den
huydt beelden uyt de schilden, waer mede het by ons afgeschildert wordt. Hy heeft
een snuyt als een Varcken, maer voor spitser, op welckers uyterste een dicke
spits-toeloopende en achterwaerts een weynigh overgebogene harde hoorn, zwart,
asch-grauw of wit van verwe, geplaetst is. Sijn tongh is seer rouw en de voeten
geklooft. Sijn stem of geluyt verschilt weynigh van die van de Varckens.
Dit Dier wordt in de wildernisse van Africa, Abazia, in veel plaetsen van Asia, in
't rijck van Bengala en Jakatra gevonden. Hy wordt gevoedt met stekelachtige
kruyden, bladeren en tacken, want hy met een heel rouwe tongh versien is.
Het manneken versamelt met het wijfken gelijck als d'andere groote viervoetige
Dieren. De tijdt van zwanger gaen vint men by geen Schrijvers aengetekent.
De Rhinoceros bereyckt een langhe reecks van jaren, eer hy door ouderdom
afgeslooft, komt te overlijden.
Dit woest gedierte doet den mensch geen schade, maer van de selve geterght zijnde,
toont hy aen hem sijn wreeden aert, want als dan werpt hy Man en Paert als een vloy
ter neder, die hy daer na met licken doodt, door dien hy met de rouwigheyt van sijn
tongh den Mensch van huyt en vleesch tot het gebeente toe ontbloot.
Hy neemt wonderlijck sijn vermaeck in het slijck te wroeten.
Hy draegt oock voor sijn jongh seer goede sorge, ende geterght zijnde, sal hy niet
eerder, voor dat sijn jongh wel bewaert en verborgen is, wraeck nemen. Met een
kogel getroffen zijnde vlucht hy door de bosschen, en werpt al wat hem ontmoet, ja
selfs de dickste boomen met een groot gedruys en schrick onder de voet.
Een merckweerdigh exempel van de wiltheyt en wreetheyt van den Rhinoceros,
wordt gevonden by den geleerden Jacobus Bontius, opper-Geneesmeester in Indiƫn:
Eenen my welbekende ende familiaren Vriendt, seyt hy, heeft my verhaelt, dat hy
vergeselschapt zijnde van noch twee anderen, sich te Paerde gingh verlustigen in de
bosschagien, ende aldaer een Rhinoceros, dat een wijfken was, ghevonden heeft,
welcke sich met haer jongh in het slijck lagh en wentelde; na dat dit beest haer lieden
gesien hadden, soo staet het op, en met een tragen gangh afwijckende, dreef het met
sijn snuyt het jongh voor sich heen: waer over een van de drie onvoorsichtelijck het
wilde dier najoegh, en met sijn uytgetogen Japonsen zabel hevigh op de rugh en
billen van dit groote beest sloeg, daer nochtans geen bloedt na en volghde; doch de
huydt ten eenigen deele doorkloven zijnde, vertoonde sich breede witten voren,
welcke alles dit groote beest lijtsamelijck verdroegh, tot dat het nader aen een dicht
bosch komende, sijn jongh tusschen de moerassen en groenten verborgen hadde:
maer doen keerde het dier te rugge, vervaerlijck krijtende, en ransden onsen Ruyter
aen: doch ter goeder uure sprongh het Paert, verschrickt zijnde, achterwaerts uyt,
nochtans greep den Rhinoceros al bijtende den Ruyter by de broeck, de welke
datelijck, alsoo de selve uyt lichte zijde stoffe bestont, aen flarden gescheurt was,
waer op de onse soo spoedigh als hy kon, sich op de vlucht begaf, terwijl hem de
Rhinoceros met alle furie vervolghde: doch hy geraeckte ten lange lesten by sijn

achtergelatene kammeraden, de welcke het gewelt van dit onbeschofte wilt dier
willende wijken, sich achter twee hooge boomen, die nauwelijcks twee voeten wijdt
van den anderen stonden, verschanst hadden: maer het beest dol en uytsinnigh zijnde, verliet
den voorgaende Ruyter, en besprongh de twee voetgangers, want sy hadden haer
Paerden, na dat sy die gekluystert hadden, laten grasen: doch het beest 't zy door een
aengeboren domheyt, 't zy door uytsinnigheyt, verkoos den wegh met alle gewelt
tusschen dese twee boomen, de welcke hetschrickelijck dede beven: maer des beests
gewelt wierdt door de overgroote dickheyt der boomen soo langh belet, dat sy tijdt
kregen om haer roers daer op t'ontlossen, en haren adem te mogen scheppen, nu een
weynigh van de vreese ontlast zijnde; Dustreffen sy dit beest met verscheyde schooten
door 't voorhooft in de hersenen, het welke na dat het nu ter neder gestort was, datelijk
door de Moorse Slaven, die in de bosschen om hout uyt gegaen, en door den
vluchtende Ruyter van het perijckel gewaerschouwt waren, met bijlen en lancien
gedoodt wierdt, terwijl de andere den Ruyter menigen vloeck op het lijf wierpen, en
aldus zijn sy ontslagen geweest van de woedende wreetheyt van dit beest.
De Rhinoceros is een gezwooren vyand van den Oliphant, tot dien eynde slijpt hy
sijn hoorn tegen de steenen, op dat hy, wanneer 't op een strijden gaet, den buyck
van den Oliphant, die hy weet het weekste deel van dit groote lichaem te zijn, daer
mede gemackelijcker doorboren mochte, en alsoo doodt te laten bloeden: maer indien
hem dit misluckt, wordt hy van den Oliphant door de snuyt en tanden ter doot
gebracht.
De Mooren eeten het vleesch van dit dier, maer het is soo zenuachtigh dat hier toe
verstaelde tanden wel vereyscht worden.
De hoorn van de Rhinoceros wordt om sijn besondere kracht tegen het vergift,
van veel Volckeren seer hoogh geacht, en in waerden gehouden.

[ Home ][ Literature ][ Rhino Images ][ Rhino Forums ][ Rhino Species ][ Links ][ About V2.0]