user: pass:


Schouten, W., 1676. Oost-Indische voyagie. Amsterdam, Jacob Meurs and Johannes van Someren, pp. i-x, 1-328, 1-253, index

  details
 
Location: Asia - South Asia
Subject: History
Species: Asian Rhino Species


Original text on this topic:
Dutch text from edition of Amsterdam, 1676
[1676, part 2, p. 124]
Niet alleen in de konickrijcken Patant, Queda, Perach, en op Groot Java, maar oock in veel andere landen van Indien, en wel voornamentlyck in Bengalen, wordt het Dier Rhinoceros, soo in het Griecks, en by ons den Rhinoster, of Neus-hoorn genoemt, gevonden; doch heb ick deselbe niet in Bengalen, maar doodt en na 't leven opgevult, aan de Caep de Bone Esperance gesien. Dit dier, bu de Portugesen Abada genoemt, is niet wel levendigh te bekomen van wegens des selfs sterckte, en groot gewelt. Het schynt syn naem te krijgen van Een-Hoorn, dien het beest op sijn neus draeght: de sommige hebben gemeent dat dit den rechten Een-hoorn was, die bij soo vele naeukeurige ondersoeckers vruchteloos is gesocht geweest; doch meen ick d'oprechte hoornen des een-hoorns veel grooter, langer, en van geheel andere forme als die van den neus-hoorn elders te hebben gesien: onder dies wil ick seer gaerne mijn gevoelen onder dat aen den bescheydenen Leser stellen.
Den Rhinoceros is in grootte en sterckte by na den Elefant gelijck; doch hij valt korter van beenen, waer door hij soo lijvigh niet en schijnt te wesen. Hij heeft bijna een verckensmuyl, maar wat spitser; sijn hoorn
[125]
groeyt boven op de neus-gaten uyt, die onder vrij dick, en scherp na boven opgaende wordt gevonden: vertoont zich doorgaens vrijnachtigh groen, maar niet geheel zwart, gelijck sommige, doch verkeerdelyck, hebben geschreven. Die graeuw is, of na de witte kant helt, wordt duurst verkocht. Men siet oock noch een hoorentje, maer wat kleynder, op de neushoorns schoft, recht boven de voorste beenen; sijn huyt vertoont sich oneffen, geschrompelt, en als met schilden gewapent, is doncker aschverwigh van koleur; gantsch kael, en soo hart dat niet wel met een sabel is door te klooven, deszelfs hoorn, huyt, tanden, het vleesch, bloedt, klauwen, ja selfs den dreck beschrijven de sommige heerlycke tegengiften in veelderhande fenijnen te wesen. Men seydt day dese Dieren geweldige Vyanden van de Elefaten zijn; dat sy den Neushoorn wel scherp tegens de steenen weten te slijpen, om den Elefant daer mede van onder den buyck, daer hy weeckst is, op te tornen, schitende hem aldus met een renvaerdigh tussechen de beenen in; doch den Rhinoceros dit misluckende, staet hem den Elefant met den Snuyt ter neder, vertreedt en verscheurt hem met de tanden.
De Bengaelders en vreesen so seer den Rhinoceros niet als wel den tyger, omdat den laetsten veel boosaerdiger als den eersten wordt bevonden: want hij sal niet lichtelyck iemand aenranden, soo hij niet selfs eerst aangerant wort; dan stelt hem dit Dier seer wreet en vervaerlyck aen, knort als de varckens, en bonst boomen, en wat hem schijnt te bejegenen, met een groot gewelt ter aerden; oock segt me, en 't is waerschijnelijck, dat sij haer veel in de wilde bosschagien langhs de rivieren van Pipely en de Ganges onthouden: want de lage woest-leggende landerijen aldaer de rechte winckelen en schuylplaetsen voor soodanige wilde Beesten schijnen te wesen.

[ Home ][ Literature ][ Rhino Images ][ Rhino Forums ][ Rhino Species ][ Links ][ About V2.0]